Sonnet
Het sonnet is één van de bekendste dichtvormen en wordt al honderden jaren gebruikt. Het is van oorsprong Italiaans en door de eeuwen heen zijn er verschillende variaties ontstaan op het rijmschema en de indeling van de strofes. Wat wel altijd blijft zijn de veertien regels, de rijm, en de wending tussen de tweede en derde strofe. Die wending wordt ook wel chute of volta genoemd.
Een sonnet bestaat dus uit veertien regels. Klassiek is er eerst twee keer een strofe van vier regels, dan een wending, en dan nog twee keer een strofe van drie regels. De wending kan van alles zijn, je kan het eerst heel algemeen houden, en dan weer heel precies, je eerst aan de hele mensheid richten, dan op één ding, eerst heel negatief, dan positief, eerst dag, dan nacht, of het hebben over vroeger en nu, jong en oud...
Een voorbeeld van een sonnet staat hieronder. Het is geschreven door Pieter Corneliszoon Hooft (de P.C. Hooftstraat is naar hem vernoemd). Het is wel een beetje een oud sonnet, maar het laat wel heel goed zien hoe een sonnet eruit ziet (hoewel hij de enters tussen de strofes niet nodig bleek te vinden). Ernaast heb ik het rijmschema van het gedicht neergezet.
Een sonnet bestaat dus uit veertien regels. Klassiek is er eerst twee keer een strofe van vier regels, dan een wending, en dan nog twee keer een strofe van drie regels. De wending kan van alles zijn, je kan het eerst heel algemeen houden, en dan weer heel precies, je eerst aan de hele mensheid richten, dan op één ding, eerst heel negatief, dan positief, eerst dag, dan nacht, of het hebben over vroeger en nu, jong en oud...
Een voorbeeld van een sonnet staat hieronder. Het is geschreven door Pieter Corneliszoon Hooft (de P.C. Hooftstraat is naar hem vernoemd). Het is wel een beetje een oud sonnet, maar het laat wel heel goed zien hoe een sonnet eruit ziet (hoewel hij de enters tussen de strofes niet nodig bleek te vinden). Ernaast heb ik het rijmschema van het gedicht neergezet.
"Mijn lief, mijn lief, mijn lief; soo sprack mijn lief mij toe,
Dewijl mijn lippen op haer lieve lipjes weiden. De woordtjes alle drie wel claer en wel bescheiden Vloeiden mijn ooren in, en roerden ('ck weet niet hoe) Al mijn gedachten om staech maelend nemmer moe; Die 't oor mistrouwden en de woordtjes wederleiden. Dies jck mijn vrouwe bad mij claerder te verbreiden Haer onverwachte reên; en sij verhaelde' het doe. O rijckdoom van mijn hart dat over liep van vreuchden! Bedoven viel mijn siel in haer vol hart van deuchden. Maer doe de morgenstar nam voor den dach haer wijck, Is, met de claere son, de waerheit droef verresen. Hemelsche Goôn, hoe comt de Schijn soo naer aen 't Wesen, Het leven droom, en droom het leven soo gelijck?" |
a
b b a a b b a c c d e e d |
Het meest gebruikte rijmschema van een sonnet is abba abba cdc dcd, maar er zijn heel veel variaties mogelijk. Zo heeft ook P.C. Hooft een andere variatie gebruikt aan het einde van zijn sonnet, en Shakespear maakte het rijmschema van zijn sonneten abab cdcd efef gg.